8. verzoekt de regering van Pakistan om een diepgaande herziening van de godslasteringswetten en de wijze waarop die momenteel worden toegepast, alsook van onder meer afdeling 295 C van het Pakistaanse Wetboek van strafrecht, waarin bepaald wordt dat eenieder die schuldig wordt bevonden aan godslastering, ter dood moet worden veroordeeld; verzoekt haar om tevens de door de bondsminister voor Minderheidszaken voorgestelde wetswijzigingen aan te brengen;
8. fordert die Regierung Pakistans auf, die Blasphemie-Gesetze und ihre gegenwärtige Anwendung sowie – unter anderem – Artikel 295 C des Strafgesetzbuches, in dem die obligatorische Todesstrafe für jeden, der der Blasphemie schuldig gesprochen wird, verankert ist, eingehend zu prüfen und in der Zwischenzeit Änderungen, wie sie vom pakistanischen Bundesminister für Angelegenheiten der Minderheiten vorgeschlagen wurden, umzusetzen;