16. maakt zich zorgen over het commentaar van de hoogste bewindvoerder aan de Wetgevende Raad op 14 juni 2001 toen hij de
Falun Gong als "een boosaardige sekte" bestempelde; maakt zich verder zorgen over de speculatie dat het bestuur een onderzoek heeft ingesteld naar anticultuswetgeving in andere landen; verklaart zich daarom een krachtig tegenstander van elk streven van de autoriteiten van Hongkong om de Falun Gong te verbieden, dringt er bij de autoriteiten op aan te erkennen dat de overgrote meerderheid van Falun Gong-aanhangers geen enkele bedreiging vormt voor het gezag van de regering maar is tevens van meni
...[+++]ng dat de Falun Gong het recht om zijn cultus in praktijk te brengen, op een verantwoordelijke en niet-confronterende manier moet nastreven; 16. äußert sich besorgt hinsichtlich der vom Chef der Exekutive am 14. Juni 2001 gegenüber dem Legislativrat vorgebrachten Äußerungen, in denen er die Falun Gong als "Kult des Bösen" bezeichnet hat; ist ferner besorgt aufgrund der Spekulation, dass die Verwaltung eine Studie über Antikultgesetze in anderen Ländern anfertigen läss
t; erklärt deshalb seinen entschlossenen Widerstand gegen jeden Schritt der Hongkonger Behörden, die Falun Gong zu verbieten; fordert die Behörden nachdrücklich auf anzuerkennen, dass die große Mehrheit der Anhänger die Autorität der Regierung in keiner Weise gefährden; ist aber ebenso davon überzeugt, dass
...[+++]Falung Gong ihr Recht auf Ausübung ihres Kults in verantwortungsvoller und nicht konfrontativer Weise wahrnehmen sollte;