Overwegende dat uit hoofde van artikel 1 van genoemde verordening aan de R
epublieken Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Slovenië en het grondgebied van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië een preferentiële tariefregeling wordt toegekend, met name in het kader van tariefplafonds; dat uit hoofde van artikel 1, lid 4, van dezelfde verordening, zodra de plafonds bereikt zijn, de Commissie bij verordening tot aan het einde v
an het kalenderjaar weer de invordering van de daadwerkelijk ten aanzien van derde landen geldende douanerech
...[+++]ten kan instellen;