Wat de vraag betreft of door het cumulatieve effect van verschillende verblijven van korte duur in de gastlidstaat aan een familielid dat derdelander is, een afgeleid verblijfsrecht kan toekomen wanneer de burger van de Unie terugkeert naar zijn lidstaat van oorsprong, brengt het Hof in herinnering dat alleen een verblijf dat voldoet aan de bepalingen van richtlijn 2004/38 inzake een verblijf van meer dan drie maanden, bij terugkeer een afgeleid verblijfsecht doet ontstaan.
Zur Frage, ob ein abgeleitetes Aufenthaltsrecht des drittstaatsangehörigen Familienangehörigen in einem solchen Fall kumulativ durch mehrere Kurzaufenthalte im Aufnahmemitgliedstaat begründet werden kann, stellt der Gerichtshof fest, dass bei der Rückkehr nur ein Aufenthalt, der die Voraussetzungen der für einen Aufenthalt von mehr als drei Monaten geltenden Bestimmungen der Richtlinie 2004/38 erfüllt, ein abgeleitetes Aufenthaltsrecht begründen kann.