4. In het geval van stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch vermogen van meer dan 1500 MW die vóór 31 december 1986 in gebruik zijn genomen, waarin inheemse vaste brandstof met een netto calorische waarde van minder dan 5800 kJ/kg wordt gestookt en die een vochtgehalte van meer dan 45% per gewicht, een gecombineerd vocht- en asgehalte van meer dan 60% per gewicht en een calciumoxidegehalte in as van meer dan 10% hebben, bedraagt het in lid 1, onder a), bedoelde aantal bedrijfsuren 32 000.
(4) Bei Feuerungsanlagen mit einer Feuerungswärmeleistung von mehr als 1 500 MW, die vor dem 31. Dezember 1986 in Betrieb genommen wurden und einheimische feste Brennstoffe mit einem Nettobrennwert von weniger als 5 800 kJ/kg, einem Feuchtigkeitsgehalt von mehr als 45 Gewichtsprozent, einem kombinierten Flüssigkeits- und Aschegehalt von mehr als 60 Gewichtsprozent und ein Kalziumoxidgehalt in der Asche von mehr als 10 % verfeuern, beträgt die in Absatz 1 Buchstabe a genannte Höchstzahl der zulässigen Betriebsstunden 32 000.
