3. Bij het vaststellen van de in artikel 6, artikel 8, lid 1, artikel 12, lid 1 en artikel 14, lid 1, bedoelde termijnen nemen het bureau en de Commissie enerzijds de benodigde tijd voor de voorbereiding van de indiening en anderzijds de urgentie van de zaak in aanmerking.
(3) Bei der Festlegung der in Artikel 6, Artikel 8 Absatz 1, Artikel 12 Absatz 1 und Artikel 14 Absatz 1 genannten Fristen tragen die Agentur oder die Kommission dem für die Vorbereitung der Übermittlung erforderlichen Zeitaufwand und der Dringlichkeit des Falls Rechnung.