3. onderstreept dat het Directoraat-generaal "Markt" en de Raad "Concurrentievermogen" niet het absolute controlerende gezag moeten opeisen, doch moeten samenwerken met andere directoraten en instanties van de Raad en rekening moeten houden met de belangen en adviezen van de consumentenorganisaties en de sociale partners evenals van het bedrijfsleven;
3. hebt hervor, dass die GD „Markt“ und der Rat „Wettbewerbsfähigkeit“ keine absolute Kontrollbefugnis beanspruchen sollten, sondern mit anderen Direktionen und Ratsformationen zusammenarbeiten und die Interessen und Ratschläge der Verbraucherorganisationen und Sozialpartner ebenso wie die der Wirtschaft berücksichtigen müssen;
