Bij vonnis van 3 maart 1998 in zake R
. Vereecke tegen B. Coopman, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 20 maart 1998, heeft de vrederechter van het tweede kanton Kortrijk de prejudiciële vraag gesteld of de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, meer bepaald deze vervat in artikel 128, § 1, eerste lid, van de Grondwet en in artikel 5, § 1, II, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, al dan niet geschonden zijn
...[+++]door de bepalingen van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren.In seinem Urteil vom 3. März 1998 in Sachen R
. Vereecke gegen B. Coopman, dessen Ausfertigung am 20. März 1998 in der Kanzlei des Schiedshofes eingegangen ist, hat der Friedensrichter des zweiten Kantons Kortrijk die präjudizielle Frage gestellt, ob die durch die Verfassung oder kraft derselben zur Bestimmung der jeweiligen Zuständigkeiten von Staat, Gemeinschaften und Regionen festgelegten Vorschriften, insbesondere diejenigen, die in Artikel 128 § 1 Absatz 1 der Verfassung und in Artikel 5 § 1 II Nr. 1 des Sondergesetzes vom 8. August 1980 zur Reform der Institutionen enthalten sind, nicht durc
...[+++]h die Bestimmungen des Gesetzes vom 9. März 1993 zur Regelung und Überwachung der Tätigkeit der Ehevermittlungsbüros verletzt werden.