Gevraagd wordt of bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, op zich dan wel gelezen in samenhang met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat, wat de niet-naleving van de verplichting van openbaarmaking vervat in de voormelde artikelen 157 tot 159 betreft, alle werkgevers zonder onderscheid op het vlak van de gevolgen van het onweerlegbaar vermoeden op dezelfde wijze worden behandeld, ongeacht of ze al dan niet van de door hun werknemers gepresteerde arbeid een correcte aangifte hebben gedaan bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de belastingadministratie.
Es wird gefragt, ob es mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, alleine oder in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention, vereinbar ist, dass in bezug auf die Nichteinhaltung der in den obengenannten Artikeln 157 bis 159 vorgesehenen Offenlegungspflicht alle Arbeitgeber ohne Unterschied hinsichtlich der Folgen der unwiderlegbaren Vermutung auf gleiche Weise behandelt werden, ungeachtet dessen, ob sie die durch ihre Arbeitnehme
r geleistete Arbeit korrekt beim Landesamt für Soziale Sicherheit und bei der Steuerv
erwaltung angegeben haben oder nich ...[+++]t.