De minister onderstreepte nog dat « het deel uitmaken van de [criminele] organisatie [...] het bestaan van een nauwe en duurzame band [impliceert] » (Parl. St., Kamer, 1996-1997, nr. 954/6, p. 10).
Der Minister hob auch hervor, dass « die Zugehörigkeit zu der [kriminellen] Organisation das Bestehen einer engen und dauerhaften Verbindung voraussetzt » (Parl. Dok., Kammer, 1996-1997, Nr. 954/6, S. 10).