28. wijst erop dat de Europese Raad van Kopenhagen heeft verklaard dat het lidmaatschap vereist dat de kandidaat-lidstaat beschikt over stabiele instellingen die de democratie, de rechtsstaat, de rechten van de mens en de bescherming van minderheden waarborgen, hetgeen betekent dat met betrekking tot deze criteria geen overgangsperiode mag worden toegestaan; is dan ook van mening dat landen die vraagstukken aangaande eerdergenoemde kwesties zoals de grondrechten, corruptie, vrijheid van meningsuiting en voorarrest niet hebben opgelost, geen lid kunnen worden van de Europese Unie.
28. erinnert an die Erklärung des Europäischen Rates von Kopenhagen, derzufolge der Beitrittskandidat „als Voraussetzung für die Mitgliedschaft eine institutionelle Stabilität als Garantie für demokratische und rechtsstaatliche Ordnung, für die Wahrung der Menschenrechte sowie die Achtung und den Schutz von Minderheiten verwirklicht haben“ muss, was impliziert, dass
in Bezug auf diese Kriterien keine Übergangszeiträume gewährt
werden können; ist daher der Auffassung, dass Länder, die Schwierigkeiten in Bezug auf die oben genannten Bereiche, einschließlich Grundrechte, Korrup
...[+++]tion, Meinungsfreiheit und Untersuchungshaft, nicht gelöst haben, nicht der EU beitreten können.
