Wanneer een burger van de Unie, na een reëel en daadwerkelijk gebruik te hebben gemaakt van zijn recht van vrij verkeer, terugkeert naar de lidstaat waarvan hij onderdaan is, dienen zijn familieleden in de zin van artikel 2, punt 2), van de richtlijn 2004/38/EG, bijgevolg hem te kunnen begeleiden, zelfs indien de familiale band tot stand is gekomen door huwelijk, behalve in het geval van een schijnhuwelijk, of door gezinshereniging in het gastland.
Wenn ein Unionsbürger, nachdem er von seinem Recht auf Freizügigkeit reell und effektiv Gebrauch gemacht hat, in den Mitgliedstaat zurückkehrt, dessen Staatsangehöriger er ist, müssen seine Familienangehörigen im Sinne von Artikel 2 Nummer 2 der Richtlinie 2004/38/EG folglich die Möglichkeit haben, ihn zu begleiten, selbst wenn die Familienbeziehung durch Eheschließung, außer im Fall einer Scheinehe, oder durch Familienzusammenführung im Gastland entstanden ist.