In het bestreden artikel 3, eerste lid, worden de belastinggrondslag en het bedrag van de jaarlijkse heffing die op de niet-benutte of onderbenutte sites voor de productie van elektriciteit wordt geheven, vastgesteld op basis van de potentiële productiecapaciteit van de site voor de productie van elektriciteit, waarbij de potentiële productiecapaciteit « de capaciteit [is van de installatie] die op de oppervlakte van een niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit kan gebouwd worden voor zover die minstens 400 MW bedraagt voor een gascentrale of minstens 250 MW voor een koleninstallatie of een installatie werkend op basis van hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling ».
Der angefochtene Artikel 3 Absatz 1 bestimmt die Bemessungsgrundlage und den Betrag der jährlichen Abgabe, die auf unbenutzte oder unzureichend benutzte Stromerzeugungsstandorte erhoben wird, auf der Grundlage der potentiellen Produktionskapazität des Stromerzeugungsstandortes, wobei die potentielle Produktionskapazität « die Kapazität der Anlage ist, die auf der Fläche eines unbenutzten oder unzureichend benutzten Stromerzeugungsstandortes errichtet werden kann, insofern sie mindestens 400 MW im Falle eines Gaskraftwerks oder mindestens 250 MW im Falle eines Kohlekraftwerks oder einer Produktionsanlage, die mit erneuerbaren Energien oder als Kraft-Wärme-Kopplung betrieben wird, beträgt ».