Aldus geïnterpreteerd, is de in het geding zijnde bepaling niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre zij de RVP de verplichting oplegt om bij de berekening van de bestaansmiddelen van de aanvrager zowel de verkoopwaarde van een onroerend goed dat is verkocht in de loop van de tien jaren die voorafgaan aan de datum waarop de aanvraag voor het verkrijgen van de inkomensgarantie uitwerking heeft, als het gedeelte van het roerend vermogen van de aanvrager waarvan niet wordt betwist dat het het saldo vormt van de opbrengst van die onroerende verkoop, automatisch in aanmerking te nemen.
In dieser Auslegung ist die fragliche Bestimmung also nich
t vereinbar mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, insofern sie dem LPA vorschreibt, bei der Berechnung der Existenzmittel des Antragstellers automatisch sowohl den Verkaufswert eines unbeweglichen Gutes, das während der zehn Jahre vor dem Zeitpunkt, zu dem sein Antrag auf Erhalt der Einkommensgara
ntie wirksam wurde, verkauft wurde, als auch den Anteil des beweglichen Vermögens des Antragstellers, bei dem nicht bestritten wird, das er den Restbetrag des Erlöses aus dem besa
...[+++]gten Grundstückverkauf darstellt, zu berücksichtigen.