Artikel 174, derde lid, derde zin, van voormelde wet, zoals van toepassing op de feiten voor de verwijzende rechter, dit is in de versie die voorafgaat aan de wijziging ervan bij artikel 26 van de progr
ammawet (II) van 24 december 2002, bepaalt dat « voor de feiten die aan de in artikel 141, § 2, bedoelde beperkte kamers en aan de in artikel 155, derde lid, bedoelde commiss
ies van beroep zijn voorgelegd », die verjaringstermijn pas ingaat « op de datum waarop een definitieve beslissing van die beperkte kamers of c
...[+++]ommissies van beroep is genomen ».Artikel 174 Absatz 3 dritter Satz des vorerwähnten Gesetzes in der auf den Tatbestand vor dem vorlegenden Richter anwendbaren Fassung, das heisst in der Fassung vor seiner Abänderung durch Artikel 26 des Programmge
setzes (II) vom 24. Dezember 2002, bestimmt, dass « für Taten, die den in Artikel 141 § 2 erwähnten beschränkten Kammern und den in Artikel 155 Absatz 3 erwähnten Be
rufungskommissionen vorgelegt werden » die Verjährungsfrist erst beginnt « ab dem Datum, an dem ein definitiver Beschluss dieser beschränkte
...[+++]n Kammern oder Berufungskommissionen ergeht ».