Voor het geval dat het antwoord op de eerste prejudiciële vraag ontkennend zou zijn, vraagt de Raad van State of de voormelde bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 de artikelen 10, 11 en 24, § 4, van de Grondwet
schenden doordat de decreetgever « zonder enige redelijke grond » de personeelsleden van de gesubsidieerde vrije onderwijsinstellingen en centra onder het contractuele in plaats van onder het statutaire stelsel heeft geplaatst, met het gevolg dat die personeelsleden geen toegang hebben tot de Raad van State, in tegenstelling tot het personeel van de gesubsidiee
...[+++]rde officiële onderwijsinstellingen en van het gemeenschapsonderwijs, terwijl hun rechtspositieregeling voor het overige geen fundamentele verschillen zou vertonen.Für den Fall, dass die Antwort auf die erste präjudizielle Frage negativ ausfallen sollte, fragt der Staatsrat, ob die obengenannten Bestimmungen des Dekrets vom 27. März 1991 gegen die Artikel 10, 11 und 24 § 4 der Verfassung ve
rstossen, indem der Dekretgeber « ohne triftigen Grund » die Personalmitglieder der subventionierten freien Unterrichtsanstalten und Zentren der vertraglichen statt der statutarischen Regelung unterworfen hat, was dazu führt, dass diese Personalmitglieder - im Gegensatz zum Personal der subventionierten offiziellen Unterrichtsanstalten und des Gemeinschaftsunterrichts - keinen Zugang zum Staa
...[+++]tsrat haben, während ihr Rechtsstatus im übrigen keine grundsätzlichen Unterschiede aufweist.