41. benadrukt dat in de Unie 31% van de vrouwen in deeltijd werkt, tegen 7,4% van de mannen; wijst er nadrukkelijk o
p dat deeltijdbanen voor vrouwen vaak slechts kleine en marginale banen zijn, met een slechte betaling en onvoldoende sociale
bescherming; wijst erop dat vrouwen daarom met name op
oudere leeftijd een groter risico lopen om in armoede te vervallen o
mdat pensioenen uit deeltijdwerk ...[+++] vaak ontoereikend zijn om zelfstandig te kunnen leven;
41. betont, dass der Anteil der Teilzeitbeschäftigten in der Union sich bei Frauen derzeit auf 31 % und bei Männern auf 7,4 % beläuft; hebt hervor, dass es sich bei der Teilzeitbeschäftigung für Frauen häufig um eine geringfügige marginale Beschäftigung mit schlechter Bezahlung und unzureichendem Sozialschutz handelt; weist darauf hin, dass Frauen daher ein höheres Armutsrisiko tragen, insbesondere im Alter, da die Rentenansprüche aus den Teilzeitbeschäftigung sehr häufig nicht ausreichen, um ein unabhängiges Leben zu führen;