Het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van het verschil in behandeling dat artikel 30, tweede lid, van de wet van 7 mei 1999 zou invoeren tussen, enerzijds, de bij die wet beoogde werknemers en, anderzijds, de « andere werknemers of begunstigden van met strafrechtelijke sanc
ties gepaard gaande normen van sociaal recht of van sociale zekerheid », in zoverre de verjaringstermijn van de burgerlijke rechtsvordering die ontstaat uit een strafbaar feit, ingesteld door de eerstgenoemden, zou
...[+++] verschillen van de verjaringstermijn van een dergelijke rechtsvordering ingesteld door de laatstgenoemden.Der Hof wird gebeten, über die Vereinbarkeit des Behandlungsunterschieds, der durch Artikel 30 Absatz 2 des Gesetzes vom 7. Mai 1999 eingeführt werde, zwischen einerseits den in diesem Gesetz genannten Arbeitnehmern und andererseits den « anderen Arbeitnehmern oder Begünstigten von mit strafrechtlichen Sankti
onen einhergehenden Normen des So
zialrechts oder der sozialen Sicherheit » mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung zu befinden, insofern die Verjährungsfrist für eine sich
aus einer Straftat ergebende Zivilklag ...[+++]e, die durch die Erstgenannten eingeleitet werde, sich von der Verjährungsfrist einer solchen Klage, die durch die Letztgenannten eingereicht werde, unterscheide.