De ontstentenis van een verwijzing, in de in het geding zijnde bepaling, naar artikel 1435 van het Burgerlijk Wetboek en, derhalve, de niet-toepassing ervan op de echtgenoten die vóór 28 september 1976 zijn gehuwd onder het bij huwelijkscontract vastgelegde stelsel van scheiding van goederen met een gemeenschap van aanwinsten, kan niet worden beschouwd als onevenredig met het doel dat de wetgever heeft nagestreefd met het aannemen van de wet van 14 juli 1976 in het algemeen en de overgangsbepalingen met betrekking tot de vereffening en de verdeling in het bijzonder.
Das Nichtvorhandensein einer Bezugnahme in der fraglichen Bestimmung auf Artikel 1435 des Zivilgesetzbuches und demzufolge deren Nichtanwendung auf Eheleute, die vor dem 28. September 1976 in dem durch Ehevertrag festgelegten Güterstand der Gütertrennung mit Errungenschaftsgemeinschaft geheiratet haben, ist angesichts der Zielsetzung, die der Gesetzgeber mit der Annahme des Gesetzes vom 14. Juli 1976 im Allgemeinen und der Übergangsbestimmungen bezüglich der Auseinandersetzung und Verteilung im Besonderen angestrebt hat, nicht als unverhältnismäßig zu betrachten.