Traduction de «dertig jaar bedroeg » (Néerlandais → Allemand) :

TERMINOLOGIE

30-jaar-regel | dertig-jaar-regel
30-Jahre-Frist

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

Voor de hele leeftijdsgroep van 25 tot 64 jaar bedroeg de werkgelegenheidsgraad van afgestudeerden van het hoger onderwijs (ISCED 5 en 6) in 2000 84%. Dat is 15 procentpunten hoger dan het gemiddelde voor alle opleidingsniveaus, en bijna dertig procentpunten hoger dan de groep die maximaal het niveau van lager middelbaar onderwijs heeft genoten (ISCED 0 tot 2).
Betrachtet man die gesamte Bevölkerung im Alter zwischen 25 und 64 Jahren, so betrug die Beschäftigungsquote bei den Hochschulabsolventen (ISCED-Bereiche 5 und 6) im Jahr 2001 84 %; das sind 15 Prozentpunkte mehr als im Durchschnitt sämtlicher erreichten Bildungsgrade und 30 Prozentpunkte mehr als in der Gruppe mit Abschluss der Sekundarstufe I (ISCED-Bereiche 0 bis 2).

De wetgever oordeelde dat ingevolge dat arrest niet alleen de door het Hof vastgestelde ongrondwettigheid diende te worden geremedieerd, maar dat tevens de verjaringstermijn voor alle persoonlijke rechtsvorderingen, die op dat ogenblik dertig jaar bedroeg, diende te worden ingekort (Parl. St., Kamer, 1996-1997, nr. 1087/1, pp. 2-3).
Der Gesetzgeber vertrat den Standpunkt, dass infolge dieses Entscheids nicht nur der durch den Gerichtshof festgestellten Verfassungswidrigkeit abgeholfen werden musste, sondern dass gleichzeitig die Verjährungsfrist für alle persönlichen Klagen, die damals dreißig Jahre betrug, verkürzt werden musste (Parl. Dok., Kammer, 1996-1997, Nr. 1087/1, SS. 2-3).

« Schendt artikel 1, eerste lid, van de wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring van de schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de Staat en de Provinciën, dat artikel 100, eerste lid 1° van de Wet op de Rijkscomptabiliteit gecoördineerd bij Koninklijk Besluit van 17 juli 1991 is geworden, en de overgangsregeling van de wet van 22 mei 2003, de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet mede in het licht van artikel 6 EVRM en artikel 1, eerste Protocol bij het EVRM doordat het voor vorderingen tot schadevergoeding op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid van de overheid wegens de onrechtmatige daad van een orgaan of aangestelde van de overheid slechts voorziet in een verjaringstermijn van vijf jaar die een aanvang neemt op 1 januari van het begrotingsjaar waarin de schuldvordering is ontstaan, terwijl de verjaringstermijn voor buitencontractuele vorderingen van de Staat, ten tijde van de onrechtmatige daad, dertig jaar bedroeg (met dien verstande dat, na de inwerkingtreding van de verjaringswet van 10 juni 1998, in gevallen waar de Staat kennis had van de schade en de identiteit van de aansprakelijke, de Staat nog over een termijn van vijf jaar beschikte vanaf de inwerkingtreding van deze wet om haar vordering in te stellen) ?
« Verstößt Artikel 1 Absatz 1 des Gesetzes vom 6. Februar 1970 über die Verjährung der Schuldforderungen zu Lasten oder zugunsten des Staates oder der Provinzen, der Artikel 100 Absatz 1 Nr. 1 der durch den königlichen Erlass vom 17. Juli 1991 koordinierten Gesetze über die Staatsbuchführung geworden ist, sowie die Ubergangsregelung des Gesetzes vom 22. Mai 2003, gegen die Artikel 10, 11 und 16 der Verfassung, unter anderem im Lichte von Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention und Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zu dieser Konvention, indem er für Schadensersatzklagen aufgrund der außervertraglichen Haftung der Behörden wegen eines Fehlers, der von einem ihrer Organe oder Angestellten begangen wurde, nur eine Verjährungsfrist von fünf Jahren vorsieht, die am 1. Januar des Haushaltsjahres, in dem die Schuldforderung entstanden ist, anfängt, während die Verjährungsfrist für außervertragliche Klagen des Staates zum Zeitpunkt der Begehung des Fehlers dreißig Jahre betrug (wobei der Staat nach dem Inkrafttreten des Verjährungsgesetzes vom 10. Juni 1998 in den Fällen, wo ihm der Schaden und die Identität des Haftenden bekannt waren, zur Klageerhebung noch über eine Frist von fünf Jahren ab dem Inkrafttreten dieses Gesetzes verfügte)?

« Schendt artikel 1, eerste lid, van de wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring van de schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de Staat en de Provinciën, dat artikel 100, eerste lid 1° van de Wet op de Rijkscomptabiliteit gecoördineerd bij Koninklijk Besluit van 17 juli 1991 is geworden, en de overgangsregeling van de wet van 22 mei 2003, de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet mede in het licht van artikel 6 EVRM en artikel 1, eerste Protocol bij het EVRM doordat het voor vorderingen tot schadevergoeding op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid van de overheid wegens de onrechtmatige daad van een orgaan of aangestelde van de overheid slechts voorziet in een verjaringstermijn van vijf jaar die een aanvang neemt op 1 januari van het begrotingsjaar waarin de schuldvordering is ontstaan, terwijl de verjaringstermijn voor buitencontractuele vorderingen van de Staat, ten tijde van de onrechtmatige daad, dertig jaar bedroeg (met dien verstande dat, na de inwerkingtreding van de verjaringswet van 10 juni 1998, in gevallen waar de Staat kennis had van de schade en de identiteit van de aansprakelijke, de Staat nog over een termijn van vijf jaar beschikte vanaf de inwerkingtreding van deze wet om haar vordering in te stellen) ?
« Verstösst Artikel 1 Absatz 1 des Gesetzes vom 6hhhhqFebruar 1970 über die Verjährung der Schuldforderungen zu Lasten oder zugunsten des Staates oder der Provinzen, der Artikel 100 Absatz 1 Nr. 1 der durch den königlichen Erlass vom 17hhhhqJuli 1991 koordinierten Gesetze über die Staatsbuchführung geworden ist, sowie die Ubergangsregelung des Gesetzes vom 22hhhhqMai 2003, gegen die Artikel 10, 11 und 16 der Verfassung, unter anderem im Lichte von Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention und Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zu dieser Konvention, indem er für Schadensersatzklagen aufgrund der ausservertraglichen Haftung der Behörden wegen eines Fehlers, der von einem ihrer Organe oder Angestellten begangen wurde, nur eine Verjährungsfrist von fünf Jahren vorsieht, die am 1hhhhqJanuar des Haushaltsjahres, in dem die Schuldforderung entstanden ist, anfängt, während die Verjährungsfrist für ausservertragliche Klagen des Staates zum Zeitpunkt der Begehung des Fehlers dreissig Jahre betrug (wobei der Staat nach dem Inkrafttreten des Verjährungsgesetzes vom 10hhhhqJuni 1998 in den Fällen, wo ihm der Schaden und die Identität des Haftenden bekannt waren, zur Klageerhebung noch über eine Frist von fünf Jahren ab dem Inkrafttreten dieses Gesetzes verfügte)?

F. overwegende dat de bilaterale handel tussen de EU en China de voorbije dertig jaar een snelle en voortdurende groei heeft gekend, waarbij de totale bilaterale handel in 2010 wel 395 miljard euro bedroeg; dat de bilaterale handel sinds 1997 een wanverhouding in het voordeel van China vertoont en dat dit handelstekort in 2010 neerkwam op 168,8 miljard euro tegenover 49 miljard euro in 2000, terwijl de toevoegde waarde van Chinese exportproducten erg klein is als de waarde van onderdelen die uit de EU en andere landen zijn ingevoerd, ervan wordt afgetrokken; en dat nagenoeg 85% van alle uitvoerhandel die voortvloeit uit assemblageactiviteiten, wordt gerealiseerd door buitenlandse ondernemingen met vestigingen in China;
F. in der Erwägung, dass der Handel zwischen der EU und China in den vergangenen drei Jahrzehnten rasch und stetig zugenommen und 2010 einen Höchstwert von 395 Milliarden EUR erreicht hat und dass der bilaterale Handel seit 1997 ein Ungleichgewicht zugunsten Chinas aufweist, wobei dieses Handelsdefizit 2010 168,8 Milliarden EUR betrug, im Vergleich zu 49 Milliarden EUR 2000, während die chinesischen Ausfuhren bei Abzug des Wertes der Komponenten, die aus der EU und aus anderen Ländern eingeführt werden, nur einen geringen Mehrwert aufweisen; in der Erwägung, dass ausländische Unternehmen mit Standorten in China nahezu 85 % des Ausfuhrhandels mit dem Schwerpunkt Montagevorgänge bestreiten;

Het werkgelegenheidspercentage stijgt naarmate het studieniveau stijgt: Voor de hele leeftijdsgroep van 25 tot 64 jaar bedroeg de werkgelegenheidsgraad van afgestudeerden van het hoger onderwijs in 2001 84%. Dat is 15 procentpunten hoger dan het gemiddelde voor alle opleidingsniveaus, en bijna dertig procentpunten hoger dan de groep die maximaal het niveau van lager middelbaar onderwijs heeft genoten.
Es ist auch klar, dass die Beschäftigungsquote mit dem erreichten Bildungsgrad zunimmt: Betrachtet man die gesamte Bevölkerung im Alter zwischen 25 und 64 Jahren, so betrug die Beschäftigungsquote bei den Hochschulabsolventen im Jahr 2001 84%; das sind 15 Prozentpunkte mehr als im Durchschnitt sämtlicher erreichten Bildungsgrade und fast 30 Prozentpunkte mehr als in der Gruppe mit Abschluss der Sekundarstufe.

De vordering tot invordering van de bijzondere bijdragen voor sociale zekerheid is immers onderworpen aan de gemeenrechtelijke verjaringstermijn - die op grond van artikel 2262 van het Burgerlijk Wetboek dertig jaar bedroeg op het ogenblik dat de procedure voor de verwijzende rechter is ingesteld en die vervangen is door een termijn van tien jaar vanaf 27 juli 1998 met toepassing van artikel 10 van de wet van 10 juni 1998 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring.
Eine Eintreibungsklage bezüglich der Sonderbeiträge zur sozialen Sicherheit unterliegt nämlich der gemeinrechtlichen Verjährungsfrist, die aufgrund von Artikel 2262 des Zivilgesetzbuches zum Zeitpunkt der Einleitung des Verfahrens vor dem verweisenden Richter dreissig Jahre betrug; sie wurde ersetzt durch eine Frist von zehn Jahren ab dem 27. Juli 1998 in Anwendung von Artikel 10 des Gesetzes vom 10. Juni 1998 zur Abänderung gewisser Bestimmungen bezüglich der Verjährung.