De verwijzende rechter vraagt aan het Hof of het voormelde artikel 4, in zoverre het van toepassing is op het hoger beroep gericht tegen een vonnis op grond van het vroegere artikel 75, § 2, van dezelfde wet, bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet « doordat het afwijkt van het in artikel 50, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek verankerde algemeen beginsel van de verlenging van de termijn van hoger beroep tot 15 september, wanneer de termijn begint te lopen en verstrijkt binnen de gerechtelijke vakantie ».
Der vorlegende Richter fragt den Hof, ob der vorerwähnte Artikel 4 insofern, als er auf die Berufung gegen ein Urteil aufgrund des früheren Artikels 75 § 2 desselben Gesetzes anwendbar sei, mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, « indem er von dem in Artikel 50 Absatz 2 des Gerichtsgesetzbuches verankerten allgemeinen Grundsatz der Verlängerung der Berufungsfrist bis zum 15. September, wenn diese Frist in den Gerichtsferien eintritt und abläuft, abweicht ».