2. Doordat de van toepassing zijnde straf tegelijkertijd wordt gevormd door de betaling van de accijns (te dezen artikel 111 van de gecoördineerde wetten van 12 juli 1978), de bijzondere accijns (te dezen artikel 113 van de gecoördineerde wetten van 12 juli 1978) en de geldboete (te dezen artikel 221, § 1, van de algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen, waarnaar artikel 133 van de gecoördineerde wetten van 12 juli 1978 verwijst) en door één of meer gev
angenisstraffen (te dezen een opsluiting van ten minste vier maanden tot ten hoogste één jaar; artikel 220, § 1, van de algemene wet van 18 juli 1977 met betrekking tot de
...[+++] tenlastelegging A, waarnaar artikel 133 van de gecoördineerde wetten van 12 juli 1978 verwijst, en artikel 113 van de gecoördineerde wetten van 12 juli 1978 met betrekking tot de tenlastelegging B), met uitsluiting van elke probatiemaatregel en de mogelijkheid om de gevraagde veroordelingen te verminderen, organiseren de bovenvermelde bepalingen daardoor een discriminerende strafregeling in de zin van de artikelen 10 en 11 van de Belgische Grondwet en vormen zij, in voorkomend geval, een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens ?2. Organisieren insofern, als die anwendbare Strafe gleichzeitig gebildet wird durch die Bezahlung der Akzise (im vorliegenden Fall Artikel 111 der koordinierten Gesetze vom 12. Juli 1978), der Sonderakzise (im vorliegenden Fall Artikel 113 der koordinierten Gesetze vom 12. Juli 1978) und der Geldbusse (im vorliegenden Fall Artike
l 221 § 1 des allgemeinen Zoll- und Akzisengesetzes vom 18. Juli 1977, auf den sich Artikel 133 der koordinierten Gesetze vom 12. Juli 1978 bezieht) und eine oder mehrere Haftstrafen (im vorliegenden Fall mindestens vier Monate bis höchstens ein Jahr Haft; Artikel 220 § 1 des allgemeinen Gesetzes vom 18. Juli 1
...[+++]977, was die Anschuldigung A betrifft, auf den sich Artikel 133 der koordinierten Gesetze vom 12. Juli 1978 bezieht, und Artikel 113 der koordinierten Gesetze vom 12. Juli 1978, was die Anschuldigung B betrifft), unter Ausschluss jeder Bewährungsmassnahme sowie der Möglichkeit, die geforderten Verurteilungen herabzusetzen, die vorgenannten Bestimmungen dadurch eine im Sinne der Artikel 10 und 11 der belgischen Verfassung diskriminierende Strafregelung und stellen sie vorkommendenfalls eine unmenschliche oder erniedrigende Behandlung im Sinne von Artikel 3 der Europäischen Menschenrechtskonvention dar?