Het Hof wordt in de eerste plaats ve
rzocht uitspraak te doen over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10, 11 en 24, § 4, van de Grondwet, van artikel 12, § 2, vijftiende lid, van de wet van 29 mei 1959, in zoverre die bepaling een verschil in behandeling zou instellen tussen twee categorieën van studenten bedoeld in artikel 12, § 2, veertiende lid, van dezelf
de wet : enerzijds, diegenen die zich inschrijven in een instelling die is onderworpen aan de in laatstgenoemde bepaling vastgestelde maximale bedragen en, anderzijds
, diegenen ...[+++] die zich inschrijven in een van de instellingen bedoeld in de bestreden bepaling.Der Hof wird zunächst gebeten, über die Vereinbarkeit von Artikel 12 § 2 Absatz 15 des Gesetzes vom 29. Mai 1959 mit den Artikeln 10, 11 und 24 § 4 der Verfassung zu befinden, insofern die betreffende Bestimmung einen Behandlungsunterschied einführe zwischen zwei Kategorien von Studenten, auf die sich Artikel 12 § 2 Absatz 14 desselben Gesetzes beziehe: einerseits denjenigen, die sich i
n einer Einrichtung einschrieben, die den in der letztgenannten Besti
mmung festgesetzten Obergrenzen unterliege, und andererseits denjenigen, die sich
...[+++]in einer der Einrichtungen im Sinne der angefochtenen Bestimmung einschrieben.