Dienaangaande betoogt verzoekster dat het verzoek in overeenstemming met artikel 11, lid 8, van verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) binnen de termijn van zes maanden is ingediend. Overeenkomstig artikel 11, lid 8, van verordening nr. 384/96 geldt als voorwaarde voor het verzoek om terugbetaling dat de indiener van het verzoek de vastgestelde rechten heeft betaald.
Die Klägerin führt diesbezüglich aus, dass der Antrag entsprechend Art. 11 Abs. 8 der Verordnung (EG) Nr. 384/96 des Rates vom 22. Dezember 1995 über den Schutz gegen gedumpte Einfuhren aus nicht zur Europäischen Gemeinschaft gehörenden Ländern (1) innerhalb der 6-Monats-Frist eingereicht worden sei. Nach dem Wortlaut von Art. 11 Abs. 8 der Verordnung Nr. 384/96 habe der Erstattungsantrag zur Voraussetzung, dass die festgesetzten Zölle vom Antragsteller entrichtet worden sind.