»; 2. « Schendt artikel 5, eerste lid, c), van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigi
ngsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en da
armee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, zoals in dat besluit ingevoegd bij artikel 44 van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, en zoals geïnterpreteerd in het arrest van het Hof van Cassatie van 14 maart 2011, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het, toegepast op de leden van het onderwijzend persone
...[+++]el die houder zijn van een mandaat van burgemeester of van schepen, een discriminatie invoert tussen die openbare mandatarissen en diegenen die een ander beroep in de overheidssector uitoefenen door de uitoefening van hun recht om te worden verkozen, aldus indirect te beperken ?»; 2. « Verstößt Artikel 5 Absatz 1 Buchstabe c) des königlichen Erlasses vom 15. April 1958 zur Festlegung des Besoldungsstatuts des Lehr-, wissenschaftlichen u
nd gleichgestellten Personals des Ministeriums des Öffentlichen Unterrichtswesens, eingefügt durch Artikel 44 des Gesetzes vom 1. August 1985 zur Festlegung steuerrechtlicher und anderer Bestimmungen, in der Auslegung durch den Entscheid des Kassationshofes vom 14. März 2001, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er bei der Anwendung auf Personalmitglieder des Unterrichtswesens, die ein Mandat als Bürgermeister oder als Schöffe innehaben, eine Diskr
iminierung ...[+++] zwischen diesen öffentlichen Vertretern und denjenigen, die einen anderen Beruf im öffentlichen Sektor ausüben, einführt, wobei somit indirekt die Ausübung ihres Wählbarkeitsrechts beeinträchtigt wird?