Daaruit vloeit in de eerste plaats voort dat de verzoekende partij zich krachtens artikel 26, juncto artikel 9, van de wet van 27 juni 1921 « waarbij aan de vereenigingen
zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend », niet op haar rechtspersoonlijkheid kan beroepen « en a fortiori evenmin of tenminste n
iet op haar nieuwe, niet-gepubliceerde maatschappelijk doel, zodat zij alleszins niet op ontvankelijke wijze in rechte kan treden tot behartiging van het belang van migrerende arb
...[+++]eiders die geen grensarbeiders zijn ».
Daraus ergebe sich zunächst, dass die klagende Partei sich aufgrund von Artikel 26 in Verbindung mit Artikel 9 des Gesetzes vom 27. Juni 1921 « zur Verleihung der Rechtspersönlichkeit an Vereinigungen ohne Gewinnerzielungsabsicht und an gemeinnützige Einrichtungen » nicht auf ihre Rechtspersönlichkeit berufen könne « und a fortiori ebenfalls nicht auf ihren neuen, nicht veröffentlichten Vereinigungszweck, so dass sie jedenfalls nicht auf zulässige Weise vor Gericht auftreten kann, um die Interessen von Wanderarbeitnehmern, die keine Grenzgänger sind, zu vertreten ».