Zoals het Hof in B.21.4 heeft doen opmerken, dient elke inmenging in het recht op eigendom een billijk evenwicht tot stand te brengen tussen de vereisten van het algemeen belang en van de bescherming van het recht van eenieder op het ongestoorde genot van de eigendom, rekening houdend met het feit dat inzake huisvestingsbeleid het Hof oog moet hebben voor de krachtens artikel 23, derde lid, 3°, van de Grondwet aan de gewestwetgevers opgelegde verplichting om het recht op een behoorlijke huisvesting te waarborgen.
Wie der Gerichtshof in B.21.4 bemerkt hat, muss jede Einmischung in das Eigentumsrecht zu einem fairen Gleichgewicht zwischen den Erfordernissen des Allgemeininteresses und denjenigen des Schutzes des Rechtes eines jeden auf Achtung seines Eigentums führen unter Berücksichtigung des Umstandes, dass im Bereich der Wohnungspolitik der Gerichtshof die aufgrund von Artikel 23 Absatz 3 Nr. 3 der Verfassung den Regionalgesetzgebern auferlegte Verpflichtung, das Recht auf eine angemessene Wohnung zu gewährleisten, beachten muss.