Voor trekkers waarbij alle wielen automatisch worden aangedreven wanneer wordt gestart met remmen bij een snelheid van meer dan 20 km/h, maar waarbij niet alle wielen automatisch worden aangedreven wanneer het bedrijfsremsysteem in werking wordt gesteld bij een snelheid ≤ 20 km/h, hoeft de naleving van punt 3.1.5.1 voor de omstandigheid waarin niet alle wielen tijdens het remmen worden aangedreven, niet te worden aangetoond.
Für Zugmaschinen, deren Allradantrieb zwar automatisch zugeschaltet wird, wenn bei einer Geschwindigkeit von über 20 km/h eine Bremsung eingeleitet wird, nicht jedoch, wenn die Betriebsbremsanlage bei Geschwindigkeiten ≤ 20 km/h betätigt wird, muss die Übereinstimmung mit Nummer 3.1.5.1 für den Zustand, in dem der Allradantrieb während des Bremsvorgangs nicht zugeschaltet ist, nicht nachgewiesen werden.