3.9. De beveiligingsinrichtingen moeten zodanig zijn ontworpen dat er bij een rijdend voertuig met draaiende motor geen gevaar bestaat dat de inrichting toevallig wordt geblokkeerd waardoor met name de veiligheid in gevaar kan worden gebracht.
3.9. Die Sicherungseinrichtungen müssen so beschaffen sein, daß während der Fahrt mit laufendem Motor kein unbeabsichtigtes Blockieren auftreten kann, das insbesondere die Verkehrssicherheit gefährdet.