2. De lidstaten zorgen ervoor dat het plegen van de in artikel 3, onder b) tot en met h), genoemde delicten wordt bestraft met een maximumstraf van ten minste een tot drie jaar gevangenis indien het delict uit grove nalatigheid wordt begaan en aanzienlijke schade veroorzaakt aan de lucht, de grond, het water, dieren of planten.
2. Die Mitgliedstaaten tragen dafür Sorge, dass die Begehung der in Artikel 3 Buchstaben b bis h genannten Straftaten höchstens mit einer Freiheitsstrafe von mindestens einem und bis zu drei Jahren geahndet wird, wenn die Straftat grob fahrlässig begangen wurde und eine erhebliche Schädigung von Luft, Boden, Wasser, Tieren oder Pflanzen verursacht.