1. Onderdanen van derde landen die houder zijn van een geldige, door een van de lidstaten afgegeven verblijfstitel, kunnen gedurende een periode van ten hoogste drie maanden vrij reizen op het grondgebied van de andere lidstaten, mits zij zijn voorzien van hun verblijfstitel, voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a), c) en e) gestelde voorwaarden en niet voorkomen op de nationale signaleringslijst van de betrokken lidstaat.
(1) Drittstaatsangehörige, die Inhaber eines gültigen, von einem Mitgliedstaat ausgestellten Aufenthaltstitels sind, genießen während höchstens drei Monaten Reisefreiheit im Hoheitsgebiet der anderen Mitgliedstaaten, soweit sie diesen Aufenthaltstitel mit sich führen, die Voraussetzungen des Artikels 5 Absatz 1 Buchstaben a, c und e erfüllen und nicht auf der nationalen Ausschreibungsliste des betreffenden Mitgliedstaats stehen.