De drie tussenkomende partijen verantwoorden hun tussenkomst door het feit dat de verzoekende partijen de ongrondwettigheid aanvoeren van de artikelen 13 tot 15, 17, 19, 20 en 24 van de wet van 3 juli 2005, in zoverre die een verschil in behandeling zouden invoeren tussen de houder van het brevet van officier van de gemeentepolitie en de geslaagde voor het examen voor de bevordering tot de graad van gerechtelijk commissaris of laboratoriumcommissaris.
Die drei intervenierenden Parteien rechtfertigen ihre Intervention damit, dass die klagenden Parteien die Verfassungswidrigkeit der Artikel 13 bis 15, 17, 19, 20 und 24 des Gesetzes vom 3. Juli 2005 geltend machten, insofern diese einen Behandlungsunterschied zwischen den Inhabern des Brevets eines Offiziers der Gemeindepolizei und denjenigen, die die Prüfung zur Beförderung in den Dienstgrad eines Gerichtskommissars oder Laborkommissars bestanden hätten, einführten.