Zonder dat het nodig is te onderzoeken of een onwettige identiteitscontrole of een fouillering in bepaalde omstandigheden zou kunnen worden beschouwd als een ongerechtvaardigde inmenging in het recht op vrijheid van persoon, zoals gewaarborgd door het eerste lid van artikel 12 van de Grondwet, volstaat het vast te stellen dat die bepaling niet vereist dat het bewijs dat met miskenning van het erin gewaarborgde recht zou zijn verkregen, automatisch en dus in alle omstandigheden nietig is.
Ohne dass geprüft werden muss, ob eine gesetzwidrige Identitätskontrolle oder eine Durchsuchung unter bestimmten Umständen als eine ungerechtfertigte Einmischung in das Recht auf die Freiheit der Person, das durch Absatz 1 von Artikel 12 der Verfassung gewährleistet wird, angesehen werden könnte, genügt die Feststellung, dass diese Bestimmung nicht vorschreibt, dass der unter Missachtung des darin gewährleisteten Rechts erlangte Beweis automatisch und somit unter allen Umständen nichtig ist.