Traduction de «dus het daarin neergelegde verbod » (Néerlandais → Allemand) :

Volgens het Bundesgerichtshof vormde BKK’s mededeling in 2008 op haar website dat haar leden financieel nadelige gevolgen konden ondervinden wanneer zij van ziekenfonds veranderden, een oneerlijke praktijk in de zin van de richtlijn, zoals de Wettbewerbszentrale had aangevoerd. Het vroeg zich echter af of de richtlijn, en dus het daarin neergelegde verbod, van toepassing kon zijn op BKK als publiekrechtelijke instelling die is belast met een taak van algemeen belang.
Nach Ansicht des Bundesgerichtshofs stellen die von der BKK im Jahr 2008 auf ihrer Website veröffentlichten Aussagen, wonach ihre Mitglieder bei einem Wechsel der Kasse finanzielle Nachteile riskierten, – wie die Wettbewerbszentrale geltend machte – eine irreführende Praxis im Sinne der Richtlinie dar.

De volle werking van de artikelen 101 en 102 VWEU, in het bijzonder het nuttige effect van het daarin neergelegde verbod, vereist dat eenieder – zowel individuen, met inbegrip van consumenten en ondernemingen, als overheidsinstanties – voor de nationale rechter vergoeding kan vorderen voor schade die hem door een inbreuk op die bepalingen is berokkend.
Die volle Wirksamkeit der Artikel 101 und 102 AEUV und insbesondere die praktische Wirkung der darin festgelegten Verbote erfordern, dass jeder – seien es Einzelne, einschließlich Verbraucher und Unternehmen, oder Behörden – vor einzelstaatlichen Gerichten Ersatz des Schadens verlangen kann, der ihm durch eine Zuwiderhandlung gegen diese Bestimmungen entstanden ist.

Met betrekking tot de eerste doelstelling heeft het Hof duidelijk gemaakt dat aan de volle werking van de mededingingsregels van de Unie, en in het bijzonder het nuttig effect van het daarin neergelegde verbod, zou worden afgedaan indien niet eenieder vergoeding kon vorderen van schade die hem is berokkend door een overeenkomst of een gedraging die de mededinging kan beperken of vervalsen.
In Bezug auf das erste Ziel hat der Gerichtshof klargestellt, dass die volle Wirksamkeit der EU-Wettbewerbsvorschriften und insbesondere der in ihnen enthaltenen Verbote gefährdet wäre, wenn nicht jede Person Ersatz für einen ihr durch einen Vertrag oder ein Verhalten, das den Wettbewerb einschränkt oder verzerrt, entstandenen Schaden fordern könnte.

De volle werking van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag, in het bijzonder het nuttige effect van het daarin neergelegde verbod, vereist dat eenieder – zowel individuen, met inbegrip van consumenten en ondernemingen, als overheidsinstanties – voor de nationale rechter vergoeding kan vorderen voor schade die hem door een inbreuk op die bepalingen is berokkend.
Die volle Wirksamkeit der Artikel 101 und 102 AEUV und insbesondere die praktische Wirkung der darin festgelegten Verbote erfordern, dass jeder – seien es Einzelne, einschließlich Verbrauchern und Unternehmen, oder Behörden – vor einzelstaatlichen Gerichten Ersatz des Schadens verlangen kann, der ihm durch eine Zuwiderhandlung gegen diese Bestimmungen entstanden ist.

D. overwegende dat het aan de wetgever is om per geval de mate van gedetailleerdheid van de wetgevingshandeling te bepalen en dus ook om uit te maken of aan de Commissie de bevoegdheid wordt overgedragen om gedelegeerde handelingen vast te stellen, alsmede of er behoefte bestaat aan bevoegdheden om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van de wetgevingshandeling te garanderen; overwegende dat de wetgever nooit verplicht is gedelegeerde of uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie toe te kennen; overwegende dat toekenning van deze bevoegdheden wel overwogen moet worden wanneer de gewone wetgevingsprocedure niet volstaat om de gewenste flexibiliteit en doeltreffendheid te bereiken; overwegende dat het besluit om al dan niet gedelegeerde of uitvoeringsbevoegdheden toe te kennen, gebaseerd moet zijn op objectieve factoren, zodat de gekozen oplossing rechterlijk kan worden getoetst; overwegende dat het ontbreken van jurisprudentie betreffende artikel 290 VWEU en de daarin neergelegde criteria het voor Raad en Parlement moeilijker maakt om overeenstemming te bereiken over een afbakening tussen uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen;
D. in der Erwägung, dass der Gesetzgeber auf Einzelfallbasis die Detailgenauigkeit der einzelnen Gesetzgebungsakte zu bestimmen hat und somit ebenfalls zu entscheiden hat, ob der Kommission Befugnisse zur Annahme von delegierten Rechtsakten zu übertragen sind und ob Befugnisse benötigt werden, um einheitliche Bedingungen zur Durchführung des Gesetzgebungsakts sicherzustellen; in der Erwägung, dass die Übertragung solcher delegierten Befugnisse oder Durchführungsbefugnisse zu keinem Zeitpunkt eine Verpflichtung darstellt; in der Erwägung, dass eine solche Übertragung jedoch in Betracht gezogen werden sollte, wenn Flexibilität und Effizienz erforderlich sind und durch das ordentliche Gesetzgebungsverfahren nicht sichergestellt werden können; in der Erwägung, dass sich die Entscheidung, ob delegierte Befugnisse oder Durchführungsbefugnisse übertragen werden, auf objektive Faktoren stützen muss, die eine rechtliche Überprüfung der gewählten Lösung erlauben; in der Erwägung, dass die fehlende Rechtsprechung zu Artikel 290 AEUV und den darin niedergelegten Kriterien es dem Europäischen Parlament und dem Rat erschwert hat, sich auf eine Abgrenzung zwischen Durchführungsrechtsakten und delegierten Rechtsakten zu einigen;

F. overwegende dat de regering meteen na de protesten de wet inzake het ICT uit 1973 heeft gewijzigd om een bepaling in te voeren zodat klagers beroep kunnen aantekenen tegen een oordeel van het tribunaal; overwegende dat de uitspraak tegen Abdul Qader Mollah dus in doodstraf kan worden omgezet; overwegende dat deze vorm van wetgeving met terugwerkende kracht de normen voor een eerlijke rechtsgang schendt, de legitimiteit van de werkzaamheden van het ICT ondermijnt en een schending vormt van het internationaalrechtelijke verbod op dubbele bestraffing („ne bis in idem”) , dat ook is neergelegd in artikel 14, lid 7, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waarbij Bangladesh partij is;
F. in der Erwägung, dass die Regierung im Vorfeld dieser Proteste das Gesetz über das Internationale Strafgericht von 1973 änderte, indem es eine Bestimmung einführte, der zufolge Kläger das Recht haben, ein vom Strafgericht ergangenes Urteil anzufechten; in der Erwägung, dass das Gerichtsurteil gegen Abdul Qader Mollah infolgedessen in ein Todesurteil umgewandelt werden kann; in der Erwägung, dass solche rückwirkenden Bestimmungen gegen die Normen für ein faires Verfahren verstoßen, die Legitimität der Tätigkeit des ICT unterminieren und dem Grundsatz der doppelten strafrechtlichen Verfolgung („ne bis in idem “) zuwiderlaufen, der im Völkerrecht sowie in Artikel 14 Absatz 7 des Internationalen Pakts über bürgerliche und politische Rechte verankert ist, dessen Vertragspartei Bangladesch ist;

F. overwegende dat de regering meteen na de protesten de wet inzake het ICT uit 1973 heeft gewijzigd om een bepaling in te voeren zodat klagers beroep kunnen aantekenen tegen een oordeel van het tribunaal; overwegende dat de uitspraak tegen Abdul Qader Mollah dus in doodstraf kan worden omgezet; overwegende dat deze vorm van wetgeving met terugwerkende kracht de normen voor een eerlijke rechtsgang schendt, de legitimiteit van de werkzaamheden van het ICT ondermijnt en een schending vormt van het internationaalrechtelijke verbod op dubbele bestraffing ("ne bis in idem"), dat ook is neergelegd in artikel 14, lid 7, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waarbij Bangladesh partij is;
F. in der Erwägung, dass die Regierung im Vorfeld dieser Proteste das Gesetz über das Internationale Strafgericht von 1973 änderte, indem es eine Bestimmung einführte, derzufolge Kläger das Recht haben, ein vom Strafgericht ergangenes Urteil anzufechten; in der Erwägung, dass das Gerichtsurteil gegen Abdul Qader Mollah infolgedessen in ein Todesurteil umgewandelt werden kann; in der Erwägung, dass solche rückwirkenden Bestimmungen gegen die Normen für ein faires Verfahren verstoßen, die Legitimität der Tätigkeit des ICT unterminieren und dem Grundsatz der doppelten strafrechtlichen Verfolgung („ne bis in idem“) zuwiderlaufen, der im Völkerrecht sowie in Artikel 14 Absatz 7 des Internationalen Pakts über bürgerliche und politische Rechte verankert ist, dessen Vertragspartei Bangladesch ist;

De Commissie is echter van mening dat het vrijstellingsmechanisme louter exploitatiesteun vormt en dus niet in aanmerking komt voor de toepassing van een uitzondering op de algemene beginselen betreffende het verbod op staatssteun zoals neergelegd in het VWEU.
Nach Auffassung der Kommission kommt für den Befreiungsmechanismus, der eine reine Betriebsbeihilfe darstellt, jedoch keine der im AEUV vorgesehenen Ausnahmen vom allgemeinen Grundsatz des Verbots staatlicher Beihilfen in Betracht.

Artikel 4, lid 3, is innovatief aangezien daarin het vereiste is neergelegd dat elke lidstaat ervoor moet zorgen dat overeenkomstig zijn grondwettelijke bepalingen en beginselen aan natuurlijke personen onder bepaalde omstandigheden tijdelijk een verbod kan worden opgelegd om de desbetreffende zakelijke activiteit of een vergelijkbare zakelijke activiteit in een vergelijkbare positie of hoedanigheid uit te oefenen.
Artikel 4 Absatz 3 ist insofern innovativ, als er vorschreibt, dass die Mitgliedstaaten im Einklang mit ihren verfassungsrechtlichen Vorschriften und Grundsätzen vorsehen müssen, natürlichen Personen unter gewissen Umständen die Ausübung einer bestimmten oder vergleichbaren Geschäftstätigkeit in einer ähnlichen Position oder Eigenschaft vorübergehend zu untersagen.