De verwijzende rechter stelt het Hof een vraag over de bestaanbaarheid van artikel 1675/7, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 1675/13, § 1, t
weede streepje, van hetzelfde Wetboek, met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artik
el 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, in de interpretatie dat de rechter, wanneer bijzondere omstandigheden dat verantwoorden, kan afwijken van de
...[+++]toepassing van het gelijkheidsbeginsel op de schuldeisers wanneer het erop aankomt over te gaan tot de uitkering van de dividenden aan de schuldeisers van de boedel, en dus soms een gunstiger lot kan voorbehouden voor bepaalde schuldeisers, met name de openbare schuldeisers, en in het bijzonder de FOD Financiën.Der vorlegende Richter befragt den Gerichtshof zur Vereinbarkeit von Artikel 1675/7 § 3 des Gerichtsgesetzbuches - in Verbindung mit Artikel 1675/13 § 1 zweiter Gedankenstrich desselben Gesetzbuches - mit den Artikeln 10, 11 und 172 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit Artikel 14 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zu dieser Konvention, ausg
elegt in dem Sinne, dass der Richter, wenn besondere Umstände es rechtfertigen, von der Anwendung des Gleichheitsgrundsatzes auf die Gläubiger abweichen könne, wenn Dividenden an die Massegläubiger auszuschütten seien, und somit also bisw
...[+++]eilen gewisse Gläubiger günstiger behandeln könne, unter anderem die öffentlichen Gläubiger, insbesondere den FÖD Finanzen.