Aan het Hof wordt dus een vraag gesteld over de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet van de situatie die, voor de zelfstandigen die zijn blijven werken na de pensioenleeftijd te hebben bereikt, volgt uit het ontbreken van een regeling die vergelijkbaar is met die welke de loontrekkenden genieten.
Der Gerichtshof wird also dazu befragt, ob mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung die Situation vergleichbar sei, die sich für selbständig Erwerbstätige, die nach dem Erreichen des Pensionsalters weiter gearbeitet hätten, aus dem Fehlen einer vergleichbaren Regelung wie derjenigen, die zugunsten der Lohnempfänger bestehe, ergebe.