Om beide uitgangspunten te verzoenen is hij van oordeel geweest dat het huwelijk van een vreemdeling met een Belg pas kan worden beschouwd als een voldoende aanwijzing van de wil van de vreemdeling om zich blijvend te integreren in de Belgische same
nleving, wanneer de echtgenoten gedurende een bepaalde periode in België hebben samengeleefd of, op voorwaarde dat kan worden bewezen dat er tussen de vreemdeling en België een werkelijke band is ontstaan, in het buitenland (Parl. St., Kamer, 1983-1984, nr. 756/1, p. 15; Parl. St., Kamer, 1983-1984, nr. 756/21, pp. 118-119; Parl. St., Kamer, 1991-1992, nr. 560/4, pp. 5-6
...[+++]; Parl. St., Senaat, 1992-1993, nr. 626-2, p. 7).Um die beiden Ausgangspunkte miteinander in Einklang zu bringen, hat er den Standpunkt vertreten, das
s die Eheschließung eines Ausländers mit einem Belgier erst als ausreichender Hinweis auf den Willen des Ausländers, sich dauerhaft in die belgische Gesellschaft zu integrieren, betrachtet werden kann, wenn die Ehepartner während eines bestimmten Zeitraums in Belgien zusammengelebt haben, oder, unter der Bedingung, dass nachgewiesen werden kann, dass zwischen dem Ausländer und Belgien eine tatsächliche Verbindung entstanden ist, im Ausland (Parl. Dok., Kammer, 1983-1984, Nr. 756/1, S. 15; Parl. Dok., Kammer, 1983-1984, Nr. 756/21, SS. 11
...[+++]8-119; Parl. Dok., Kammer, 1991-1992, Nr. 560/4, SS. 5-6; Parl. Dok., Senat, 1992-1993, Nr. 626-2, S. 7).