Op het vlak van het huisvestingsbeleid, dat een centrale rol speelt in de welvaart en het economisch beleid van de moderne samenleving, dient het Hof, daarbij rekening houdend met de verplichting die op grond van artikel 23, derde lid, 3°, van de Grondwet voor de gewestwetgevers geldt om het recht op een behoorlijke huisvesting te waarborgen, het oordeel van die wetgevers betreffende het algemeen belang te eerbiedigen, tenzij dat oordeel kennelijk onredelijk is.
Auf dem Gebiet der Wohnungspolitik, die in der Sozial- und Wirtschaftspolitik moderner Gesellschaften eine zentrale Stellung einnimmt, muss der Hof unter Berücksichtigung der durch Artikel 23 Absatz 3 Nr. 3 der Verfassung den Regionalgesetzgebern auferlegten Verpflichtung, das Recht auf eine angemessene Wohnung zu gewährleisten, die Beurteilung des Gemeinwohls durch diese Gesetzgeber beachten, ausser wenn diese Beurteilung offensichtlich unvernünftig ist.