Ten aanzien van het derde middel zijn de verzoekende partijen van mening dat, aangezien de wetgever zich begeeft op het pad van de alternatieve financiering van de sociale zekerheid met het oogmerk, enerzijds, de lasten die op de arbeid wegen te verminderen en, anderzijds, de financiering van de sociale zekerheid minder afhankelijk te maken van de evolutie van de economische conjunctuur, hij de plicht heeft, in het licht van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, de last die daaruit voortvloeit rechtvaardig te verdelen over alle heffingsplichtigen, ongeacht of zij al dan niet aan de werking van de sociale zekerheid deelnemen;
In bezug auf den dritten Klagegrund vertreten die klagenden Parteien den Standpunkt, dass der Gesetzgeber, da er den Weg der alternativen Finanzierung der sozialen Sicherheit einschlage mit der Absicht, einerseits die Belastung der Arbeit zu verringern und andererseits die Finanzierung der sozialen Sicherheit weniger von der Entwicklung der wirtschaftlichen Konjunktur abhängig zu machen, die Pflicht habe, im Lichte der Artikel 10 und 11 der Verfassung die sich daraus ergebende Last gerecht auf alle Abgabepflichtigen zu verteilen, ungeachtet dessen, ob sie am Funktionierten der sozialen Sicherheit beteiligt seien oder nicht.