18. betreurt dat de criteria voor het lidmaatschap van de UNHRC, zoals die zijn vastgelegd in Resolutie 60/251 van de Algemene Vergadering, weliswaar volledige samenwerking met de UNHRC impliceren, maar dat de gangbare praktijk van vrijwillige toezeggingen tot dusver zeer uiteenlopende en ontoereikende resultaten heeft opgeleverd; herhaalt dan ook dat voor alle leden als minimumnorm voor lidmaatschap dien
t te gelden dat zij effectief permanente uitnodigingen voor de instelling van speciale procedures moeten hebben uitstaan, en daarnaast moeten kunnen aantonen dat zij zich consequent voor de mensenrechten hebben ingezet; onderstreept da
...[+++]t bij verkiezingen een volstrekt gelijk speelveld als norm moet gelden; pleit ervoor dat regionale groeperingen niet meer de mogelijkheid mogen hebben om een vooraf vastgestelde kandidatenlijst voor het UNHRC-lidmaatschap in te dienen; 18. bedauert, dass, obzwar die Mitgliedschaftskriterien des UNHRC gemäß der Resolution A/RES/60/251 der Generalversammlung zwar eine uneingeschränkte Zusammenarbeit mit dem Gremium vorsehen, die gegenwärtige Praxis freiwilliger Zusagen nur ausgesprochen ungleiche und unangemessene Ergebnisse gezeitigt hat;
bekräftigt deshalb erneut, dass als Mindestbedingung für eine Mitgliedschaft allen Mitgliedern wirksame ständige Einladungen zu Sonderverfahren vorliegen sollten, zuzüglich zu zuverlässigen Nachweisen ihrens Einsatzes für die Menschenrechte; betont, dass im Wahlverfahren ein tatsächlicher Wettbewerb herrschen muss; fordert dass regi
...[+++]onale Gruppen nicht die Möglichkeit haben sollten, eine vorab festgelegte Kandidatenliste für die UNHRC-Mitgliedschaft vorzulegen;