9. De in de leden 5, 6 en 7 vastgestelde voorwaarden gelden niet voor exploitatiesteun ten behoeve van installaties met een geïnstalleerd elektrisch vermogen van minder dan 500 kW voor de productie van elektriciteit uit alle hernieuwbare energiebronnen met uitzondering van windenergie — waarvoor deze voorwaarden niet gelden voor exploitatiesteun toegekend aan installaties met een geïnstalleerd elektrisch vermogen van minder dan 3 MW of voor installaties met minder dan 3 productie-eenheden.
9. Die in den Absätzen 5, 6 und 7 genannten Voraussetzungen gelten nicht für Betriebsbeihilfen, die für Anlagen zur Erzeugung von Strom aus allen erneuerbaren Quellen mit einer installierten Kapazität von weniger als 500 kW gewährt werden; lediglich bei Windkraftanlagen gelten diese Voraussetzungen nicht für Betriebsbeihilfen, die für Anlagen mit einer installierten Kapazität von weniger als 3 MW oder für Anlagen mit weniger als 3 Erzeugungseinheiten gewährt werden.