Elke lidstaat moet de nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat deelneming aan en uitlokking van de in artikelen 2, 3 en 4 genoemde handelingen alsmede poging tot de in artikel 2, onder a), b) en d), en in artikel 3 bedoelde handelingen, strafbaar wordt gesteld.
Die Mitgliedstaaten müssen die erforderlichen Maßnahmen treffen, um sicherzustellen, dass die Teilnahme an oder die Anstiftung zu den in Artikel 2, 3 und 4 genannten Handlungen oder der Versuch zur Begehung der in Artikel 2 Buchstaben a), b) und d) sowie in Artikel 3 genannten Handlungen strafbar sind.