1. De lidstaten beperken op zijn minst hun jaarlijkse antropogene emissies van zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan (NMVOS), ammoniak (NH3), stofdeeltjes (PM2,5) en methaan (CH4 ) overeenkomstig de nationale emissiereductieverbintenissen die gelden vanaf 2020 en 2030, zoals vastgesteld in bijlage II.
1. Die Mitgliedstaaten begrenzen ihre jährlichen anthropogenen Emissionen von Schwefeldioxid (SO2 ), Stickstoffoxiden (NOx ), flüchtigen organischen Verbindungen außer Methan (NMVOC), Ammoniak (NH3 ), Feinstaub (PM2,5 ) und Methan (CH 4 ) zumindest im Einklang mit ihren in Anhang II festgelegten, ab 2020 bzw. 2030 geltenden nationalen Emissionsreduktionsverpflichtungen.