Gelet op wat is vermeld in B.1
4, is het niettemin enkel wanneer, enerzijds, de « te betalen bijdragen » bedoeld in artikel 35, § 3, slechts bijdragen,
bijdrageopslagen en verwijlinteresten zijn die niet werden gestort en, anderzijds, het bedrag van die onbetaalde bijdragen, bijdrageopslagen en verwijlinteresten lager is dan het minimumbedrag van artikel 35, § 3, dat de combinatie van artikel 35, § 1, derde lid, en artikel 35, § 3, aan de ambthalve veroordeling tot betaling van de bijdragen, bijdrageopslagen en verwijlinteresten een st
...[+++]rafrechtelijke aard toekent.