Toen de minister van Volksgezondheid en van het Gezin, in antwoo
rd op parlementaire vragen, in 1972 had verduidelijkt dat enkel erkende rustoorden onder de toepassing vielen van de voormelde artikelen 2 en 6 van de wet van 2 april 1965, zoals gewijzigd in 1971, werd een wetsvoorstel ingediend omdat die interpretatie volgens de auteur ervan « regelrecht in strijd was met de bedoeling v
an de wetgever », « bijkomende lasten met zich [zo ...[+++]u] [mee]brengen voor de commissies van openbare onderstand op wier grondgebied een niet-erkend rustoord voor bejaarden gevestigd is » en omdat het « veel billijker [zou] geweest zijn te bepalen dat de inrichtingen die over een voorlopige machtiging beschikken eveneens onder de toepassing vallen van de artikelen 2 en 6 [.] » (Parl. St., Kamer, 1972-1973, nr. 522/1, p. 2).Als der Minister der Volksgesundheit und der Familie in einer Antwort a
uf parlamentarische Fragen 1972 verdeutlicht hatte, dass die vorerwähnten Artikel 2 und 6 des Gesetzes vom 2. April 1965 in der 1971 abgeänderten Fassung nur auf anerkannte Altenheime Anwendung fanden, wurde ein Gesetzesvorschlag eingereicht, weil diese Auslegung nach Auffassung des Autors « regelrecht im Widerspruch zum Ziel des Gesetzgebers » stand, « zusätzliche Ausgaben für die öffentlichen Unterstützungskommissionen, auf deren Gebiet sich ein nicht anerkanntes Altenheim befindet, mit sich bringen » würde und weil es « viel gerechter gewesen wäre, festzulegen, das
...[+++]s ebenfalls auf die Einrichtungen, die über eine vorläufige Genehmigung verfügen, die Artikel 2 und 6 Anwendung finden » (Parl. Dok., Kammer, 1972-1973, Nr. 522/1, S. 2).