3. herinnert de lidstaten eraan dat hun eerste taak
erin bestaat actief bij te dragen aan de vorming van een gemeenschappelijk Europees standpunt over de aanpak van het vredesproces in het Midden-Oosten en zich te onthouden van unilaterale initiatieven die het Europese optreden afzwakken; wijst er nadrukkelijk op dat de Europese staatshoofden en reg
eringsleiders niet van de Unie kunnen verlangen dat zij proactief optreedt in de regio als hun uiteenlopende standpunten het de Unie onmogel
ijk maken om via de hoge vertegenw ...[+++]oordiger met één stem te spreken; 3. weist die Mitgliedstaaten darauf hin, dass es ihre oberste Pflicht ist, aktiv zur Ausarbeitung eines gemeinsamen europäischen Standpunkts dazu, wie sich der Nahost-Friedensprozess voranbringen lässt, beizutragen und von einseitigen Initiativen, durch die EU-Maßna
hmen beeinträchtigt werden, abzusehen; unterstreicht, dass die europäischen Staats- und Regierungschefs von der Union nicht erwarten können, in der Region Initiative zu zeigen, wenn ihre voneinander abweichenden Standpunkte die Union daran
hindern, durch die Hohe Vertreterin mit ein ...[+++]er Stimme zu sprechen;