« Schend
t artikel 330, § 1, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek de
artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de
artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het bepaalt dat de vordering tot betwisting
van een vaderlijke erkenning niet meer kan worden ingesteld door het kind na de leeftijd van 22 jaar of na één jaar indien
het steeds geweten heeft dat de pe ...[+++]rsoon die het heeft erkend niet zijn vader is, en dit in het geval waarin de vaderlijke erkenning niet overeenstemt met de biologische waarheid en op een bezit van staat berust dat niet voortdurend is ?«
Verstößt Artikel 330 § 1 Absatz 4 des Zivilgesetzbuches gegen die Artikel 10, 11 und 22 der Verfassung in Verbindung mit den Artikeln 8 und 14 der Europäischen Menschrechtskonvention, indem er vorsieht, dass die Klage auf Anfechtun
g einer väterlichen Anerkennung vom Kind nicht mehr eingereicht werden kann, nachdem es das 22. Lebensjahr vollendet hat oder nach einem Jahr, wenn es immer gewusst hat, dass die Person, die es anerkannt hat, nicht sein Vater ist, und zwar in dem Fall, dass die väterliche Anerkennung nicht mit der biologischen Wahrheit überein
...[+++]stimmt und auf einem nicht anhaltenden Besitz des Standes beruht?