Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 1 juli 2006 blijkt dat de wetgever niet heeft gewild dat de vader of de moeder van een kind « het verval dat hij/zij heeft opgelopen met betrekking tot zijn eigen rechtsvordering, gewoon [zou kunnen] omzeilen door de rechtsvordering in te leiden namens het kind » (Parl. St., Senaat, 2005-2006, nr. 3-1402/4, p. 9).
Aus den Vorarbeiten zum Gesetz vom 1. Juli 2006 geht hervor, dass der Gesetzgeber nicht gewollt hat, dass der Vater oder die Mutter eines Kindes « den Verfall seiner eigenen Klage umgehen könnte, indem diese Klage im Namen des Kindes eingereicht würde » (Parl. Dok., Senat, 2005-2006, Nr. 3-1402/4, S. 9).