Het Hof dient nog te onderzoeken of de in het geding zijnde bepalingen de evenredigheidstoets kunnen doorstaan in zoverre zij, volgens de bewoordingen van de prejudiciële vraag, « tot gevolg [zouden] hebben dat ze de ouder - die alleen het ouderlijk gezag uitoefent en geen bestaansmiddelen heeft -, ambtshalve, de daadwerkelijke gebruikmaking van zijn rechten of van een deel van zijn rechten ontzeggen en met name van het recht om het gezinsbudget zo goed mogelijk in het belang van elkeen te beheren ».
Der Hof muss noch untersuchen, ob die beanstandeten Bestimmungen den Verhältnismässigkeitskontrollen standhalten können, insoweit sie, dem Wortlaut der präjudiziellen Frage zufolge, « zur Folge haben, dass sie dem - die elterliche Gewalt allein ausübenden und über keine Existenzmittel verfügenden - Elternteil von Amts wegen die tatsächliche Ausübung seiner Rechte bzw. eines Teils derselben versagen, insbesondere das Recht, sein Familienbudget möglichst gut und im Interesse eines jeden zu verwalten ».