De verwijzende rechter stelt het Hof een vraag over een eventuele discriminatie, wat betreft het recht om het beroep waarin die bepaling voorziet voor de jeugdrechtbank in te stellen, tussen de houders van het recht om een rechtsvordering in te stellen die in de bepaling worden aangewezen en de personen die niet erin worden aangewezen, « meer bepaald de grootouders », en « meer algemeen de leefgenoten bedoeld in artikel 7, tweede lid, van [hetzelfde] decreet ».
Der verweisende Richter stellt dem Hof die Frage nach einer etwaigen Diskriminierung bezüglich des Rechts, das Jugendgericht mit der durch diese Bestimmung organisierten Klage zu befassen, zwischen den darin bestimmten Inhabern des Klageerhebungsrechts und den Personen, die nicht bestimmt sind, « insbesondere den Grosseltern » und « mehr im allgemeinen den in Artikel 7 Absatz 2 [desselben] Dekrets [.] erwähnten Vertrauten ».